- send
- v. zenden; sturen; wegschieten; veroorzaken; eruit laten schieten; uitzenden (v. elektromagnetische straling); plezier doen (spreektaal)send[ send] 〈sent, sent [sent]〉I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 bericht sturen ⇒ laten weten♦voorbeelden:1 I sent to warn her • ik heb haar laten waarschuwenII 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉1 (uit)zenden♦voorbeelden:1 send after her and bring her back • laat iemand haar terughalensend someone after her • stuur iemand achter haar aanIII 〈overgankelijk werkwoord〉1 (ver)sturen ⇒ (ver)zenden2 sturen ⇒ zenden, (doen) overbrengen 〈bij uitbreiding〉; dwingen tot3 teweegbrengen ⇒ veroorzaken; 〈voornamelijk formeel〉 geven4 jagen ⇒ drijven5 maken ⇒ doen worden6 〈informeel〉opwinden ⇒ meeslepen♦voorbeelden:2 send to bed • naar bed sturensend someone to his death • iemand de dood injagen/insturenthe fire sent me looking for a new house • door de brand moest ik omzien naar een ander huisshe sends her love • je moet de groeten van haar hebbensend ahead • vooruit sturensend in • inzenden, insturen 〈in het bijzonder ter beoordeling〉; indienen3 Heaven send that • de hemel/God geve datsend pestilence • verderf zaaienthe news sent us into deep distress • het nieuws bracht diepe droefenis bij ons teweeg4 send a bullet through someone's head • iemand een kogel door het hoofd jagen5 this rattle sends me crazy • ik word gek van dat geratel6 this music really sends me • ik zie die muziek helemaal zitten¶ send flying • in het rond doen vliegen; op de vlucht jagen; ondersteboven lopensend packing • de laan uit sturen; afschepen
English-Dutch dictionary. 2013.